Afbeelding
Foto: Privé

“Oranje en Nederland horen bij elkaar”

Voorpagina

Prof. dr. Jan Peter Balkenende
Ridder Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau

“Ik vond de dagen rond Koninginnedag in mijn jeugd altijd erg fijn. Met andere kinderen in Kapelle en Biezelinge feest vieren, de aubade bij het gemeentehuis met de burgemeester en wethouders op het bordes, de stichtelijke woorden van de voorzitter van het Oranje Comité Johannes van Liere, de optochten achter de muziekkorpsen ‘Ons Genoegen’ en ‘Jonge Kracht’, de kinderspelen op de sportvelden aan de Vroonlandseweg... Ik denk er met plezier aan terug. Dit jaar vier ik Koningsdag als het even kan met mijn gezin, liefst in de tuin, thuis. Niet meer in Zeeland, maar ik kom nog vaak in deze provincie en voel me nog steeds een echte Zeeuw. Eens een Zeeuw, altijd een Zeeuw. Dat heeft te maken met de mensen en hun rechtdoorzee karakter, het besef van geschiedenis, Luctor et Emergo en de Zeeuwse dialecten. Ik koester mijn boerenknoppen en ‘paeremessen’.
In 2010 werd ik benoemd tot Ridder Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau en ontving ik tijdens mijn afscheid als minister-president in de Ridderzaal de versierselen uit handen van mijn opvolger Mark Rutte. Hij hield een mooie toespraak, het was heel eervol. Ik werd overigens benoemd bij ‘bevordering’, omdat ik bij mijn afscheid als raadslid van de gemeente Amstelveen al Lid in de Orde was geworden. Voor mij was het een bijzonder moment, omdat mijn beide ouders ook koninklijk zijn onderscheiden, als Officier en Ridder. Het Koninklijk Huis vervult altijd een verbindende rol, op momenten van geluk én verdriet. Het staat voor een eeuwenoude geschiedenis, te beginnen met Willem van Oranje, en een grote inzet voor Nederland in binnen- en buitenland. Oranje en Nederland horen bij elkaar. In 2022 werd ik benoemd tot minister van Staat en in die hoedanigheid ben ik aanwezig bij de nieuwjaarsreceptie van de Koning en Koningin, staatsbezoeken en andere ontvangsten. Het staatshoofd kan in voorkomende gevallen een beroep op mij doen. Als minister-president had ik, in tegenstelling tot 4 en 5 mei, geen bijzondere verantwoordelijkheden tijdens Koninginnedag, behalve de officiële felicitatie aan de Koningin. Uiteraard herinner ik me wel nog 30 april 2009. Ik kwam die ochtend terug van een conferentie in Polen en hoorde bij aankomst op het vliegveld over de afschuwelijke gebeurtenissen in Apeldoorn. Ik ben toen direct naar daar gegaan om de koninklijke familie te ontmoeten en te spreken met politie en hulpverleners.
Als minister-president mocht ik de geboorten van de drie Nederlandse prinsessen aankondigen tijdens een televisietoespraak, iedere keer weer een bijzonder moment. Meestal werd dat in Den Haag georganiseerd, maar één keer was ik voor werkbezoek in een verzorgingshuis in ’s-Heer Arendskerke, waar mijn 100-jarige grootvader van moeders kant nog had gewoond. De opname voor de felicitatie moest toen daar worden gemaakt. De camera werd opgesteld in een binnentuin en alles moest om uiterlijk 16:00 uur klaar zijn. We hadden veel last van de ganzen in de tuin, die enorm veel herrie maakten, en van een vliegtuig dat overkwam. Gelukkig kwam het net op tijd goed en achteraf konden we er erg om lachen.”

Digitale krant